1. Volg de regels
Veiligheid staat of valt met ons gedrag. Houd je aan de veiligheidsregels en protocollen die gelden voor jouw werkplek. Houdt iemand zich er niet aan? Spreek hem of haar aan. Accepteer het ook wanneer collega’s dat bij jou doen. Zo zorg je samen voor een professionele werkomgeving.
2. Ken je strategie
In onveilige situaties treden drie overlevingsmechanismen op. Je vecht, vlucht of bevriest. Ontwijk je de confrontatie of situatie meestal, weet je totaal niet wat je moet doen of ga je er met gestrekt been in? Door jouw schrikreactie te herkennen én erkennen sta je niet telkens voor een verrassing. Ontdek hoe je ermee omgaat, zo heb je meer controle in een onveilige situatie.
3. Veilig huisbezoek
Ambulante zorg- en welzijnsmedewerkers worden tijdens huisbezoeken regelmatig geconfronteerd met agressie of geweld. Breng vooraf de mogelijke risico’s in kaart en neem bij twijfel een collega mee. Laat weten waar je bent en houd je mobiel bij de hand. Loop niet voor de cliënt en neem dicht bij de uitgang plaats. Voelt het onveilig? Ga weg en maak een nieuwe afspraak.
4. Praat met elkaar
Voel je je niet fijn bij die opmerkingen van een collega? Geef aan wat je raakt of dwarszit. Gedrag is vaak onbewust en onbedoeld. Praat met elkaar. Ervaar je toch een onveilige situatie? Meld het bij een leidinggevende. Dit voorkomt dat zaken uit de hand lopen. Kom je er niet uit? Neem dan contact op met een vertrouwenspersoon of arbodeskundige.
5. Blijf rustig
Een gesprek of situatie slaat soms zomaar om in een conflict of confrontatie. Neem deze basisregels goed in je op:
- Blijf rustig en haal diep adem
- Houd afstand
- Spreek overtuigend en duidelijk
- Benoem ongewenst gedrag en ga niet in discussie