interview

‘Ik mag van mezelf één dag van een fout balen’

De cafébrand in Volendam tijdens de nieuwjaarsnacht van 2001 staat bij veel mensen in het geheugen gegrift. Zanger Nick Schilder (38) was destijds één van de aanwezigen en liep onder andere schade aan zijn longen op. Zijn revalidatie, en de actieve houding die daarvoor nodig was, is achteraf gezien belangrijk geweest voor zijn bestaan als zanger. ‘Ik wilde er alles aan doen om die droom te laten slagen.’

Hoe heeft de brand jou als mens veranderd?

‘Ik zag daarna in dat het leven elk moment afgelopen kan zijn. Ik zie de tijd die ik heb gekregen nog steeds als een bonus. Veertien leeftijdsgenoten hadden dat geluk niet. Dat bracht bij mij een verantwoordelijkheidsgevoel teweeg. Voor de brand gooide ik er op school met de pet naar. Daarna heb ik een actieve houding aangenomen. Ik wil het maximale uit het leven halen. Elke dag.’

Zo’n ervaring moet traumatisch zijn. Hoe heb je dat verwerkt?

‘Ik heb eerst 23 dagen op de intensive care gelegen. Daar was weinig afleiding. Ik had alleen een stapel cd’s liggen waar ik naar kon luisteren. Dus ik kan wel zeggen dat muziek me heeft geholpen om deze tijd door te komen. Daarna heb ik vooral veel gepraat. Ik prijs me gelukkig met een heel hechte vriendengroep. De eerste anderhalf jaar praatten we alleen maar over de brand. Daarna ging bij mij de knop om. Het scheelt natuurlijk dat ik in het dagelijks leven nergens meer last van heb. Sommige vrienden ondergaan nog steeds operaties. Dan is het lastiger om er niet meer aan te denken.’

'Fouten kunnen een onderdeel zijn van vooruitgang. Maar dan moet je er wel van leren.'

Denk je dat het je carrière heeft beïnvloed?

‘Zeker, op verschillende manieren. Na de brand had ik longschade. De arts gaf me daarom ademhalingsoefeningen. Ik vroeg of dit ook zangoefeningen mochten zijn. Dat vond hij goed. Dit waren de eerste stappen richting een bestaan als zanger. Maar ik denk dat mijn actieve houding nog veel belangrijker was. Samen met Simon heb ik zes jaar lang demo’s naar platenmaatschappijen gestuurd. Elke afwijzing was een nieuwe mokerslag. Toch bleven we volhouden, omdat we er zelf enorm in geloofden.’

Hoe lukte het je om het toch door te zetten?

‘In die tijd studeerde ik economie. Dat was mijn vangnet. Ik besteedde daar genoeg tijd aan om goede cijfers te halen, maar streefde niet naar een 10. Alle tijd die ik overhield, investeerde ik in muziek. Ik wilde er alles aan doen om die droom te laten slagen. Dan kon ik mezelf dat in ieder geval nooit verwijten. In de Griekse filosofie noem je dit een stoïcijnse benadering: je stopt je energie in dat wat je kunt beïnvloeden, en accepteert alles waar je geen invloed op hebt. Uiteindelijk leidde deze aanpak tot succes.’

Alle ballen in de lucht houden; het valt niet altijd mee.

Simon Hay (43) weet er alles van. Met een groot gezin, een drukke baan én een studie is zijn agenda verre van leeg. Toch weet hij de balans te houden. 'Voor mezelf heb ik de regel: als ik thuis ben, dan ben ik ook echt thuis.'

Lees meer

Hoe ga jij om met fouten?

‘Ik ben heel hard voor mezelf. Vroeger hadden we wel eens vijf optredens op een avond. Dan móet je je voorbereiding op orde hebben. Maar juist in alle hectiek vergat ik dan soms dingen. Daar kon ik zo boos om worden. Tegenwoordig heb ik met mezelf afgesproken dat ik één dag van een fout mag balen. Daarna maak ik een plan en onderneem ik actie om dezelfde fout in de toekomst te voorkomen. Routinefouten, zoals het vergeten van mijn in-ears, maak ik daarom steeds minder.’

Heb je tips voor zorgmedewerkers om beter met fouten om te gaan?

‘Fouten kunnen een onderdeel zijn van vooruitgang. Maar dan moet je er wel van leren. Ik ben zelf fanatiek schaker. In de schaakwereld is het een ongeschreven regel dat je elke partij na afloop met je tegenstander evalueert. Daar leer je ontzettend veel van. Ik merk dat het in de maatschappij vaak een taboe is om op zo’n directe manier feedback te geven. Terwijl het bij schaken juist heel relaxed gaat. Mijn tip is daarom: ga zulke gesprekken vaker aan – met collega’s én met patiënten of cliënten. Dan maak je het veel normaler om met elkaar te praten over fouten én verbeteringen.’